Huisjesslakken
Gastropoda
Geef hier waarnemingen door waarvan je de soortnaam niet weet.
Huisjesslakkken hebben een schelp (huisje/horen) uit één stuk: vaak een opgerolde buis van meerdere windingen, met soms een afsluitplaatje. Er zijn ook andere vormen (hoedjes, cilinders, koffiebonen). Uit de schelp komt een kruipvoet en een kop met ogen, voelsprieten en een mond met een rasptong.
Item 1 of 0
Geef hier waarnemingen door waarvan je de soortnaam niet weet.
Veel huisjesslakken leven in dieper water. Grote soorten als de Wulk
vind je vooral in de vloedlijn. Ook op hout en stenen van piertjes leven
sommige huisjesslakken, zoals meerdere soorten alikruiken.
Item 1 of 0
Geef hier waarnemingen door waarvan je de soortnaam niet weet.
Eieren van slakken zijn variabel. Sommige soorten hebben
plasticachtige eierkapsels, die in groepjes bij elkaar staan
(Purperslak) of halfronde kapsels die tot vuistgrote ballen aaneengekit
zitten (Wulk). Veel eikapsels zijn zeer klein of de eieren zitten in een
geleiachtige massa (alikruiken).
Item 1 of 0
Geef hier waarnemingen door waarvan je de soortnaam niet weet.
Horentjes rollen over de bodem kustwaarts bij aflandige (oosten-)
wind en zijn op het strand te vinden in aanspoelsel bij de eblijn. Soms
zit het levende dier nog in de huisjes. Soms worden lege huisjes
gebruikt door Heremietkreeften.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Purperslak
Nucella lapillus
Dikschalig. 6-7 matig bolle windingen. Mond ovaal, in de buitenlip tandknobbeltjes, onderin een kort open siifokanaal. Vlakke horizontale spiraalribben en groeilijnen, op de kruispunten soms schubjes. Tot 4,5 cm. Wit, geel, licht- tot donkerbruin, met al dan niet smalle of brede kleurbanden.
Item 1 of 0
Leeft op stenen en houten palen, van halverwege de getijdenzone
(litoraal) tot ondiep in de zone daaronder (sublitoraal). Voornamelijk
in Zeeland en plaatselijk op Texel. Roofslak, met als prooi zeepokken en
mossels waarin ze een gaatje boren dat anders gevormd is dan van
tepelhorens.
Item 1 of 0
De eieren zitten in 0,3-0,9 cm hoge, geelbruine, plastic-achtige
flesvormige urntjes (eikapsels) op een steeltje. Was sterk
achteruitgegaan door tributyltin (TBT) in antifouling-verf
(scheepscoatings), maar neemt na de ban daarop weer toe. Op diverse
plaatsen in Zeeland zijn weer gezonde populaties.
Item 1 of 0
Komt voor op hard substraat (piertjes, dijken e.d.). Losgeslagen
exemplaren spoelen in de omgeving daarvan soms op het strand aan. Lege
huisjes spoelen langs de hele kust aan, maar zijn vaak oud en verkleurd
(fossiel). Soms zit er een heremietkreeft in.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Wulk
Buccinum undatum
Grote stevige horen, tot 11 cm. 7-8 bolle windingen met vrij vlakke spiraalribben en golvende dwarsribben. Mondopening ovaal, sifokanaal kort. Geelwit of bruin, soms gebandeerd. Sluitplaatje in de mond ovaal, hoornbruin. Op het strand meestal oude, vaak grijs, blauwgrijs of zwart verkleurde horens.
Item 1 of 0
Leeft beneden de laagwaterlijn tot grotere diepten, op zachte bodems.
Wordt in Zeeland (vooral in de Oosterschelde) regelmatig door duikers
gezien, evenals ei-afzetting. Wulken zijn aaseters, soms eten ze ook
levende prooi.
Item 1 of 0
Eierkapsels spoelen veel aan; vuistgrote kluwens van geelwitte
plastic-achtige bolletjes, soms met kleine wulkjes er nog in. De wind
waait ze vaak tot in het duin. De Wulk was bijna verdwenen uit het
kustgebied door tributyltin (TBT) in antifouling-verf, maar nu vooral in
Zeeland weer toegenomen.
Item 1 of 0
Op het strand spoelen zelden levende exemplaren of horens met
vleesresten aan. Maar het kán wel, met name na storm. Ze hebben een
verse kleur en een afsluitplaatje in de mondopening. Oude schelpen zijn
soms bewoond door grotere heremietkreeften.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Grote tepelhoren
Euspira catena
6-7 bolle, snel in grootte toenemende windingen; de laatste is veruit het grootst. Oppervlak glad, top vrij stomp, duidelijke navel naast de halfronde mondopening. Tot 4 cm. Kleur bruingrijs, bovenaan de windingen bruine vlekjes. Afsluitplaatje dun, bruin. Oude huisjes vaak donkerzwart verkleurd.
Item 1 of 0
Leeft op en in zandbodems in het gebied onder de laagwaterlijn, tot
grotere diepten. Het zijn roofslakken die ronde gaatjes in tweekleppigen
boren en die dan opeten.
Item 1 of 0
De eieren spoelen soms aan en hebben de vorm van halfronde ‘kraagjes' van eieren tussen aaneengekitte zandkorrels.
Item 1 of 0
Lege, verkleurde huisjes spoelen veel aan. Verse met vleesresten en
levende dieren wat minder vaak. Dat gebeurt vooral na vorst en storm;
dan zit vaak ook het afsluitplaatje nog in de mondopening.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Glanzende tepelhoren
Euspira nitida
5-6 bolle windingen, de laatste het grootst. Top matig stomp, navel langwerpig, iets bedekt. Oppervlak glad, alleen groeilijnen. Meer hoog-langwerpig en kleiner dan de Grote tepelhoren. Tot 1,5 cm. Crème of lichtbruin, op de laatste winding 4-5 rijen roodbruine vlekjes. Sluitplaatje dun, bruin.
Item 1 of 0
Leeft op zandbodems, ook nabij de kust. Na vorst en storm zie je in
horentjesgruis vaak nog levende dieren met afsluitplaatjes. Levend soms
opgeschept met garnalennetjes en waargenomen door duikers.
Item 1 of 0
De eieren spoelen weinig aan of worden niet opgemerkt. Net als bij de
Grote tepelhoren zijn het ‘kraagjes' van eieren en zandkorrels. Ze zijn
echter veel kleiner en vallen snel uit elkaar.
Item 1 of 0
Bij aflandige wind (oost, zuidoost) ontstaat op het strand vaak
bijeengerold ‘horentjesgruis', met grote aantallen oude, vooral zwart
verkleurde tepelhorens. Daartussen zitten ook regelmatig nog levende
dieren.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Gevlochten fuikhoren
Nassarius reticulatus
Dik, hoog, 7-8 windingen. Tot 3,5 cm. Spiraalgroeven en dwarsribben vormen een traliewerk. Sifokanaal kort. Glanzend witte eeltlaag vanuit de mond over de laatste winding lopend. Tandjes in binnenlip.Crème of zandkleurig met donkerbruine opperhuid. Bovenste spiralen geel. Sluitplaatje smal, bruin.
Item 1 of 0
Leeft pas de laatste decennia langs onze kust. In Zeeland leeft in
binnendijks brak water (o.a. Grevelingenmeer) de Grofgeribde fuikhoren,
met bredere dwarsribben, vaak een paarsviolette kleur en vaak een
bredere laatste winding met dunnere mondrand.
Item 1 of 0
Eieren zitten in platte gele, plastic-achtige, urnvormige eikapsels,
die tegen elkaar aan worden afgezet op allerlei substraat. Deze spoelen
tegenwoordig regelmatig aan, vaak op schelpen en ander hard substraat.
Item 1 of 0
Sinds 1985 spoelen verse huisjes en levende exemplaren aan. In
horentjesgruis zijn ook verkleurde oude (fossiele) huisjes te vinden.
Soms zijn daarvan de verticale (dwars-) ribben veel sterker. Deze
huisjes behoren tot de Grofgeribde fuikhoren.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Gewone alikruik
Littorina littorea
Stevig, bol samengedruikt horentje met 6-7 windingen. Top spits, mond eivormig. Vrij zwakke spiraalribben. Geen sifokanaal, geen navel. Tot 2,5 cm (soms groter). Bruingrijs met vaak donkere en lichtere banden. Binnenlip in de mondopening wit. Nu en dan egaal geel, rood of wit. Sluitplaatje bruin.
Item 1 of 0
Algemeen langs de hele kust op stenen en hout van pieren, dijken en
havenhoofden. Vanaf halverwege de hoog-en laagwaterlijn tot enkele
meters diep. Vooral in slikgebieden ook op wier en op de bodem. De soort
wordt vooral in Zeeland gegeten (Krûkels of Kreukels).
Item 1 of 0
Eieren worden vooral vrij in het water afgezet in minieme lensvormige capsules. Ze worden eigenlijk nooit gemeld.
Item 1 of 0
In horentjesgruis zijn vaak verkleurde oude huisjes te vinden. Verse
huisjes met vleesresten of nog levende dieren spoelen voornamelijk aan
in de buurt van piertjes, dijken en ander hard substraat, waar de dieren
op leven.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Ruwe alikruik
Littorina saxatilis
Bol horentje. Variabel. Dun- tot dik, top spits, geen navel. Mond onderaan ‘uitgetrokken’. 5/6 matig tot bolle windingen. 2,2 cm (vaak keiner). Egaal bruin, wit, geel, oranje, rood, of kleurbanden, strepen, vlekken of geblokt. Vaak horizontale ribben/groeven, ook gladde vormen. Sluitplaat bruin.
Item 1 of 0
Algemeen langs de hele kust in de getijdenzone, op stenen en hout van
pieren, dijken en havenhoofden. In brak water dunschalig en dan vaak
geblokt (wordt dan apart onderscheiden als 'Brakwateralikruik').
Item 1 of 0
De vrouwtjes leggen geen eieren, deze komen in een broedbuidel in het
moederdier tot ontwikkeling; de soort is eierlevendbarend
(ovovivipaar). Eieren of eikapsels zijn dan ook niet van het strand
bekend.
Item 1 of 0
Verse huisjes met vleesresten of nog levende dieren spoelen soms aan
in de buurt van piertjes, dijken en ander hard substraat, waarop de
dieren vaak in groten getale leven. In horentjesgruis meestal oud
verkleurd (fossiel) materiaal, o.a. de gladde vorm.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Kleine alikruik
Melarhaphe neritoides
Klein, dunschalig. Top zeer spits, mond eivormig. 5-6 vlakke gladde windingen. Hoogstens 0,8 cm, maar meestal kleiner. Bruinzwart, soms een paarse zweem; onderaan vaak een lichtgele band. Geen navel. Sluitplaatje donkerbruin.
Item 1 of 0
In ons land een vrij zeldzame soort. Komt alleen hoog in de spatzone
voor, in holten in steen en hout en ook tussen zeepokken. Leeft heel
plaatselijk op pieren (Scheveningen, pieren van IJmuiden). Ook bekend
van Texel en uit Zeeland.
Item 1 of 0
Vrouwtjes zetten minieme schijfvormige eikapsels af, met slechts één
ei. Na uitkomen en een vrij lang verblijf in het water, vestigen de
larven zich op hard substraat, vaak tussen Ruwe alikruiken. Eieren zijn
zeer klein en van onze kust nooit gemeld.
Item 1 of 0
Verse huisjes met vleesresten of nog levende dieren spoelen zelden op
het strand aan, hoogstens nabij pieren of dijken waar de soort
(zeldzaam) leeft. Zo nu en dan aangevoerd van elders op drijvende
voorwerpen.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|
Asgrauwe keverslak
Lepidochitona cinerea
Keverslakken (Polyplacophora) zijn ovale dieren met 8 als dakpannen over elkaar gelegen schelpplaatjes. Met de rasptong schrapen ze voedsel. In slikgebieden langs onze kust is één soort algemeen; de Asgrauwe keverslak (2,6 cm). Op het strand zelden gedroogde dieren of levend op drijvend materiaal.
Item 1 of 0
Asgrauwe keverslakken leven in de getijdenzone en lager in slikgebieden
(Zeeland, Wadden) op stenen, schelpen en ander substraat. Ze zijn
meestal groengrijs, maar ook bruinrood, gevlekt; in het midden vaak
lichter. De rondom gelegen zoom heeft dezelfde kleuren. Je ziet ze bij
het stenen keren.
Item 1 of 0
Bevruchting van eieren vindt plaats in het water. Hoewel er geen
veligerlarvenstadium is zijn de eieren zo klein dat ze nooit gemeld.
worden.
Item 1 of 0
Aangespoeld met vleesresten komt zelden voor. De kop en kruipvoet
onder de schelpplaatjes zijn alleen bij losgemaakte dieren te zien. Heel
soms worden op het strand losse schelpplaatjes gevonden in aanspoelsel.
Die zijn klein, moeilijk herkenbaar en vaak oud en fossiel.
Item 1 of 0
Ga naar gerelateerde link
|